Verrassende informatie en interessante feiten over Ryzovce

Anonim

De rijstboom is een vogel van buitengewone schoonheid die in zijn natuurlijke habitat voorkomt op Java en Bali. Het wordt voornamelijk gekenmerkt door een mooi, glad verenkleed dat lijkt op een wasbeeldje. Vanwege hun sociale karakter en gemak om te temmen, worden rijstvogels vaak binnenshuis gefokt. Het is de moeite waard om meer te weten te komen over de interessante feiten met betrekking tot deze prachtige vogels.

Zowel mannelijke als vrouwelijke rijstplanten hebben dezelfde kleuring. De vleugeldekking en de rug zijn grijs met een licht blauwachtige tint, de kop en de staart zijn zwart, en er zijn grote ovale witte vlekken onder de ogen. Kenmerkend voor hen is een vrij massieve, parelroze snavel.

Informatie over rijstplanten als favoriete kweeksoorten verscheen al in 1790. Wilde rijstplanten werden in grote aantallen gevangen en verscheept naar verschillende delen van de wereld. Ze bleven lange tijd nogal schichtig, maar in 1870 werden de eerste kuikens grootgebracht uit de paren die op de boerderij werden gehouden, en sindsdien hebben ze zich over de hele wereld verspreid.

Rijstplanten zijn niet erg veeleisend, dus het verkrijgen van nakomelingen is nu zelfs voor beginnende kwekers geen probleem. Bovendien kunnen ze met de juiste aanpak wennen, wat ze zeer dankbare metgezellen maakt in het dagelijks leven thuis.

Momenteel zijn er ook grote populaties rijstvogels te vinden in Oost-Afrika, Zuidoost-Azië, Japan, Hawaï, Sint-Helena en Zanzibar.

Tijdens het broedseizoen leven rijstplanten in paren en bouwen ze bolvormige, niet erg goed gemaakte nesten op heel verschillende plaatsen. Ze leggen over het algemeen 4 tot 8 eieren met witte schaal die 13-14 weken worden uitgebroed. 18 dagen na het uitkomen verlaten de jongen het nest, maar nog twee weken worden ze gevoed door hun ouders.

Na het broedseizoen vormen rijstplanten enorme kuddes en kunnen ze rijst en andere gewassen ernstig vernietigen door er intensief van te eten. Daarom probeert de lokale bevolking de kuddes weg te jagen door middel van schrikken of structuren die ritselen in de wind, of door groepen oudere vrouwen aan te wijzen met bamboerammelaars.